maandag 15 november 2021

Bijlage 9: Over de relevantie van het werk van Fernand Deligny

 

De relevantie van en het inspirerende in het werk van Fernand Deligny

 

Alleen al op basis van een aantal kernbegrippen uit het “glossaire”[1] valt er een lijn te trekken tussen de ideeën van Deligny en een aantal standpunten in mijn tekst over kunstonderwijs[2].

Hieronder een kort overzicht.

 

Wat betreft “le réseau”:

Het “netwerk” is volgens Deligny een samenstelling van verschillende “aires de séjour” (verblijfplaatsen), voldoende ver van mekaar verwijderd om autonoom te kunnen werken. Elke “aire” is bovendien samengesteld uit een netwerk van circulaties. Er is telkens één persoon (een “présence proche”, zie hierna) die de verantwoordelijkheid voor zo’n “air” op zich neemt. Deze netwerking komt in de plaats van een unieke, gecentraliseerde werkplek met hiërarchische verhoudingen.

Het “réseau” vertoont sterke gelijkenissen mijn idee van de gedecentraliseerde academie:

“De centrale idee is dat het bestaande, vaste platform (het gebouw) opgesplitst wordt in ‘mobiele satellieten’, - ik zou ze studiolo’s willen noemen. Deze mobiele eenheden bestaan uit volledig uitgeruste werkplekken, container-ateliers, busjes, caravans, bouwketen of andere tiny houses die zich gedurende korte of langere tijd vanuit het vaste platform verplaatsen naar doelgroepen toe.”

Net zoals bij de “aires” de verantwoordelijkheid wordt gedragen door één van de “présences proches”, functioneren in dit systeem “artists in residence” als de beheerders van één of meerdere studiolo’s. Zij zijn permanent aanwezig en dus niet alleen een “présence proche” maar ook “permanente”. Ik verwijs hierbij ook naar het belang van de “aanwezigheid” zoals die door Thomas Hirschhorn in zijn gesprek met Jacques Rancière[3] beschreven wordt.

 

Wat betreft “les présences proche”:

Voor Deligny zijn de medewerkers aan het project, de bewoners van de “aires de séjour” geen “opvoeders” maar “nabije aanwezigen”. Zij zijn er mét, niet voor de kinderen. Er is steeds een zekere afstand, ook al leven ze samen.

In een andere tekst spreekt Deligny over “les vagabonds efficaces”. In de bezoekersgids bij de expo in het Museum Guislain wordt dit begrip als volgt uitgelegd: “Volgens Deligny moeten opvoeders ‘nuttige vagebonden’ zijn: ze moeten van alle markten thuis zijn om hun roeping te kunnen realiseren.”

Hier is een duidelijke parallel te zien met mijn visie op de leraar als “compagnon de route”: “als een ‘compagnon de route’ wijst de leraar zijn leerlingen onderweg op waardevolle ‘weetjes’.” En: “de leraar moet zelf over de attitude en de (brede) kennis beschikken om datgene wat zich tijdens de weg (het proces) aandient te kunnen aanwijzen en duiden”.

Ik verwijs bij deze ook naar wat Gert Biesta in zijn boek “Letting Art Teach” hierover vertelt.

Met de verwijzing naar “les vagabonds efficaces” komt ook het begrip “circonstances” ter sprake: “Créateur de circonstances, voilà l’éducateur aux prises avec toutes les inerties. Bon courage.”

Ik wil dit interpreteren als de leraar die in de eerste plaats de omstandigheden dient te creëren waarin het leren zich kan aandienen. Ik wil daarbij verwijzen naar John Dewey die in het begin van de 20ste eeuw al doorhad dat voor het leren specifieke omstandigheden nodig zijn: “Meer dingen en meer mogelijkheden om dingen te doen”.

In concreto komt het erop neer om zowel in structuur als infrastructuur voldoende materiaal en (ruimtelijke) mogelijkheden aan te bieden om een veelheid aan stimulerende omstandigheden mogelijk te maken. Ik gebruik hiervoor het beeld van de “marktplaats”:

“… een plek waar kramen staan met een divers aanbod. Al naar gelang je interesses en behoeftes kan je je tegoed doen aan de waren van deze of gene marktkramer. Deze doet op zijn beurt zijn best om je interesse te wekken en de kwaliteit van zijn koopwaar aan te bevelen.”

 

Wat betreft “le radeau”:

De organisatie en de vorm van het gehele project wordt door Deligny beschreven als een uit stammen bestaand vlot: samengebonden, maar wel zodanig dat het overspoelende water (tegenslagen, kritische momenten) er terug uit sijpelt. Dus los genoeg maar niet loslatend.

Het vlot is een metafoor, aldus Deligny, voor het project (in de Cévennen): “Sa légèreté et sa maniabilité en font une alternative: 1) sur le plan institutionel, 2) sur le plan politique, au projet révolutionaire.

In dat opzicht is mijn pleidooi voor het afschaffen van het (te strakke) hiërarchische organisatiemodel van een onderwijsinstelling (c.q. academie) een evidentie. Een horizontale leidingstructuur (gedeeld leiderschap) is niet mogelijk zolang de huidige statuten niet aangepakt worden. Tegelijk moet ook de idee van een gecentraliseerde werkplaats in vraag gesteld worden. Daarmee zijn we weer bij “le réseau” aanbeland.

 

 

 

 



[1] Glossaire in “Cartes et lignes d’erre”, L’Arachnéen, 2013

[2] “Tegen de academie, een pamflet”, Deinze 2021

[3] “Critical laboratory, the writings of Thomas Hirschhorn”, The MIT Press, 2013 (p.371 e.v.)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Bijlage 9: Over de relevantie van het werk van Fernand Deligny

  De relevantie van en het inspirerende in het werk van Fernand Deligny   Alleen al op basis van een aantal kernbegrip...