vrijdag 5 maart 2021

Bijlage 3: Opinie in De Standaard (gepubliceerd 3/12/2020)

 Reaffectatie is geen nieuw probleem. Het is een systeem dat met het decreet rechtspositie van 1991 in alle onderwijsvormen werd geïnstalleerd.
In die tijd was ik kersvers directeur in een academie deeltijds kunstonderwijs en ik zag de bui niet alleen hangen, ik kreeg ze ook meteen over mij heen: een nieuwe, jonge leraar schilderkunst - die ik na een zorgvuldige selectie en sollicitatieronde had aangesteld - werd prompt weggeduwd door wat bleek een uitgebluste en gedemotiveerde vastbenoemde te zijn. Veeleer dan dat er sprake was van een wedertewerkstelling leek het hier eerder op een verkapte vorm van ontslag.
Kon het in het leerplichtonderwijs nog meevallen met reaffectaties (een leraar wiskunde weggeduwd door een andere leraar wiskunde doet in principe geen afbreuk aan de inhoud van het vak), in ons geval mocht je gerust spreken van “contractbreuk”. Contractbreuk met name ten opzichte van de (volwassen) leerling die bij inschrijving specifiek voor een opleiding van dié leraar heeft gekozen. Vergelijk het met een voetbalclub waarvan je fan wordt omdat Messi er speelt.
Dertig jaar lang heb ik geprobeerd deze reaffectatieregeling te bestrijden. In die dertig jaar werd mijn academie tot vijftien maal toe het slachtoffer van dit onheil (op een totaal van twaalf leraren!). Recent nog zelfs dit schooljaar.
Ik dacht een oplossing te hebben door de beleidsvoerders er herhaaldelijk op te wijzen dat veel reaffectaties het gevolg waren van een minimumverlies aan lesuren: ongeveer 5% gemiddeld. Mijn voorstel was om de eerste 5% aan verlies niet onmiddellijk ook effectief te laten worden maar bijvoorbeeld een jaar uitstel te geven. Vaak bleek immers dat dit verlies (dat het gevolg was van een minder aantal leerlingen) met het volgende schooljaar weer ongedaan kon worden gemaakt. Op die manier zou een onzinnige stoelendans wellicht vermeden worden.
Dit voorstel werd in Brussel weggelachen nog voor het de onderhandelingstafel kon bereiken.
Intussen is het lachen velen vergaan, nu de reaffectatiecommissie met een nieuw elan maatregelen neemt waarbij op àlle onderwijsniveaus overtallige leraren zowat gelijk waar worden gereaffecteerd en dus ook het leerplichtonderwijs aan den lijve ondervindt wat wij in het deeltijds kunstonderwijs al drie decennia lang moeten trotseren. Dat brengt mij uiteraard geen leedvermaak, veeleer stemt het mij treurig. De pest rukt op in plaats van uit te doven.
Ik kan slechts hopen dat de onderwijswereld - en ja, ook de vakbond - nu eensgezind deze aberratie van een slecht decreet aan de kaak stelt en een betere regeling voor dit uiterst delicate probleem (met veel menselijke drama’s) eist! Misschien toch nog eens aan dat 5% idee denken?

Bijlage 2: lezersbrief aan De Standaard

Aansluitend op de getuigenissen van enkele artiesten over hun ervaringen met kunstonderwijs en kunst in het onderwijs in het algemeen, had ik graag het volgende willen toevoegen.
Nu er in coronatijden van iedereen creatieve oplossingen worden verwacht, is ook wat de plaats van kunst in het (secundair) onderwijs betreft een heroriëntering zeker niet ongepast. De laatste woorden van Clara Cleymans in het artikel zijn daarbij m.i. van groot belang: “de invloed van kunstonderwijs rijkt verder dan kunst alleen”.
Ik zou deze stelling nog willen aanscherpen. Kunst in het onderwijs dient niet (enkel) tot het aanleren van kunstzinnige vaardigheden maar (ook) tot het aanleren van vaardigheden die vooral door het actieve contact met kunst bij uitstek kunnen verworven worden. Ik ga hier de in menige studie aangetoonde voorbeelden niet herhalen, maar men kan er niet omheen dat een dergelijke leerwinst, ook bij het verwerven van cognitieve vaardigheden, wel degelijk bestaat.
Een voorwaarde is wel dat de inhoud (i.c. het leerplan) van de kunstzinnige vakken in het leerplichtonderwijs op dit inzicht is afgestemd.
Men zou daarvoor ondermeer een beroep kunnen doen op de leerplannen van het deeltijds kunstonderwijs die met het niveaudecreet dko van 2018 werden herschreven. Bepaalde aspecten in deze leerplannen appelleren aan dit “leren van de kunst”. Zij staan in directe verbinding met andere leerdomeinen en bewijzen op die manier dat je via kunst op een bijzondere en efficiënte manier cognitieve en sociale vaardigheden kunt aanbrengen.
Van de overheid heeft het deeltijds kunstonderwijs, als volwaardige onderwijsvorm, de opdracht meegekregen “complementair aan het leerplichtonderwijs” te zijn. Mochten de inzichten die uit deze leerplannen blijken een bijdrage kunnen leveren aan de argumentatie omtrent de waarde van kunstvakken in het secundair onderwijs, dan zou alvast deze opdracht als geslaagd mogen worden beschouwd.

dinsdag 2 maart 2021

Bijlage 1: lezersbrief in De Morgen (2/3/2021)

 Veeleer dan de vloek van de vaste benoeming uit te drijven, hebben koepels en vakbonden er voor gekozen om er nog sneller werk van te maken, in ruil voor een snellere ontslagprocedure. Ik ben niet de enige die er al jaren voor pleit om alternatieve wijzen van werkzekerheid en, vooral, van kwaliteitsgarantie in het onderwijs aan te bieden. Zoals in een artikel terzake (DM 25/2) terecht wordt opgemerkt is het grote probleem bij vaste benoemingen immers de reaffectatie. Overtallige, maar vastbenoemde, leraars die elders uren van tijdelijken moeten innemen, ook al zijn zij vaak niet gespecialiseerd in de toegewezen vakken. Van kwaliteitsgarantie gesproken!
Bovendien wordt, in hetzelfde artikel, alweer terecht gewezen op het feit dat de directie niet al na één jaar kan weten of een leerkracht voldoet aan de verwachtingen. Men moet de mens ook tijd gunnen. In mijn tijd als directeur rekende ik op vijf (5!) jaar vooraleer een leraar zich het pedagogisch project van de school had eigen gemaakt. Ik heb dan ook al meermaals geopperd om met (hernieuwbare) contracten of mandaten van minstens vijf jaar (ja, ook voor directeurs) te werken in plaats van de huidige systemen van TADD en benoemingen. Met als compensatie een betere verloning. Dat maakt pas een volwaardig HR beleid in scholen mogelijk.
In deze tijden waar men het voortdurend heeft over kantelmomenten en nieuwe realiteiten was een afschaffing van het reaffectatiesysteem beter geweest dan deze halfslachtige hervorming van de vaste benoeming!

Bijlage 9: Over de relevantie van het werk van Fernand Deligny

  De relevantie van en het inspirerende in het werk van Fernand Deligny   Alleen al op basis van een aantal kernbegrip...