zondag 24 januari 2021

Weg met de klas

(Opgelet! Deze post maakt deel uit van een lopende tekst. De voorgaande delen vind je hieronder of in het archief.)

Friedrich Fröbel wist, bijna 200 jaar geleden, al hoe belangrijk de indeling van een ruimte voor kinderen is. Ja, lach maar, Fröbel en het werkwoord “fröbelen” heeft, onterecht, een denigrerende bijklank gekregen. Maar de blokkendoos en de zandbak uit uw jeugd is toch maar aan hem te danken!

Zijn idee om de kleuterklas in eilandjes onder te verdelen, waar kinderen op verschillende wijzen worden uitgedaagd om spelend te leren is nog steeds van toepassing… in de kleuterklas. Voor wie ouder is dan zes jaar werd de klas uitgevonden. Een uniforme opstelling gericht op uniforme activiteiten onder leiding van een leraar. Daar is gelukkig in de moderne tijden op diverse wijzen van afgeweken, de opstellingen werden minder “militair” (in rijen en rangen), de aankleding speelser en gemoedelijker maar het zijn voornamelijk de zogenaamde methodescholen die het Fröbel-idee van leer-eilanden hebben overgenomen in al hun onderwijsniveaus: Freinet met werkhoeken, Dalton met studienissen,…

De idee daarachter is steeds dezelfde en verschilt niet van de filosofie van Fröbel: een groep leerlingen niet op uniforme maar op gedifferentieerde wijze aan het werk zetten. Enkele leerlingen houden zich bezig met dit vak of vakonderdeel, anderen met een ander vak of ander vakonderdeel, vaak op basis van eigen keuzes. Steeds is er een centraal platform (de uitsturende groep) waar iedereen samenkomt om feedback te geven en te krijgen, en om nadien weer naar andere hoeken uit te zwermen.

Het is de methode bij uitstek om een leerlingerichte aanpak mogelijk te maken. Dit kan nog worden versterkt door de werkhoeken te “bemannen” met verschillende leraars. Die leraars kunnen eventueel “specialisten” zijn, die de materie van de betreffende werkhoek of studienis in bijzondere mate beheersen. De befaamde centra van Reggio Emilia werken volgens deze methode.

Het is opmerkelijk dat in het (deeltijds) kunstonderwijs deze organisatievorm ternauwernood is doorgedrongen. In Deinze, waar ik werkzaam was, hadden we nochtans al snel door dat, wilden we een ervaringsgerichte en leerlingerichte methode toepassen, we ook specifieke werkhoeken dienden te installeren. Deze werkhoeken worden beheerd door een gespecialiseerde leerkracht.

Dat gaat als volgt: leerlingen van een groep kunnen zelf een onderwerp kiezen waarrond ze willen werken alsook een techniek om dit vorm te geven. Voor specifieke technieken begeven zij zich naar de betreffende werkhoek waar zij, onder leiding van de gespecialiseerde leerkracht, hun ding doen. Nadien wordt het resultaat terug in de groep gebracht.

De werkhoeken worden dus bevolkt door enkelingen uit verschillende groepen, terwijl de leraar van de uitsturende groep, die een uitgedunde groep wordt, een groter pedagogisch comfort heeft.

De fysieke organisatie van zo’n werkwijze is gebaat met een grote ruimte, waar her en der de nodige apparatuur kan geïnstalleerd worden en het “verkeer” tussen de groepen zonder al te veel moeilijkheden kan geschieden. Deinze is met een dergelijke ruimte gezegend. Helaas gebeurt veel (voornamelijk deeltijds) kunstonderwijs nog in traditionele klaslokalen, hetzij uit noodzaak (verouderde of geleende infrastructuur), hetzij – wat onvergeeflijk is – uit kortzichtigheid. Schoolarchitectuur is nog steeds een onderbelicht aspect van onderwijs. “Form follows method” zou hier het nieuwe adagium moeten zijn. Zeker waar het kunstonderwijs betreft. Ik kom hier in een later deel nog uitgebreid op terug.          


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Bijlage 9: Over de relevantie van het werk van Fernand Deligny

  De relevantie van en het inspirerende in het werk van Fernand Deligny   Alleen al op basis van een aantal kernbegrip...